Hennep lijkt weer volledig terug te zijn als een belangrijk Europees landbouwgewas. Nadat de plant gedurende decennia in de ban werd gedaan door nationale overheden, wordt ze in het kader van de Green Deal nu op het schild gehesen. “Teelt van hennep draagt bij aan de doelen van de Europese Green Deal”, luidt een kop op de website van de Europese Unie.
De teelt van hennep is om meerdere redenen gunstig voor het milieu, wordt op de EU-website gesteld:
Ook in de toekomstige textielindustrie kan hennep weer belangrijk worden. De Europese Commissie heeft een actieplan voor een circulaire economie opgesteld, waarin de textielsector als cruciaal wordt beschouwd. Daarbij gaat het onder meer over het verduurzamen van de textielproductie en het meer competitief maken van de Europese textielindustrie. Met andere woorden: de Europese textielindustrie moet straks weer kunnen concurreren met die in andere werelddelen, inclusief Azië. En het moet duurzaam, dus met gebruikmaking van natuurlijke vezels die in Europa worden geproduceerd.
Hennep is zo’n natuurlijke vezel, een grondstof die in Europa kan worden geteeld en die in de visie van de EU belangrijk kan worden in deze ‘vernieuwde’ textielindustrie.
Poster uit 1912 met planten van grote commerciële waarde. Ook hennep stond daar bij.
Hennep is een van de oudste en veelzijdigste gewassen die door mensen worden gebruikt. In China werd hennep al omstreeks 2800 v.C gebruikt voor het maken van touw. Ook in Europa werd de plant eeuwenlang geteeld, archeologische vondsten gaan hier terug tot de zogenoemde Hallstatt-periode (800-400 v. Chr.). Er werden van oudsher veel uiteenlopende producten van gemaakt zoals touw, papier, olie en textiel. Het woord canvas (een stevige textiel) is afgeleid van cannabis.
Eeuwenlang was inheemse hennep een van de ruwe grondstoffen voor de Europese kledingindustrie. De belangstelling nam sinds de achttiende eeuw echter af door de groeiende import van katoen dat zachter was, sneller, gemakkelijker en goedkoper te verwerken en waarvan ook fijnere en homogene garens gesponnen konden worden. Tot ver in de twintigste eeuw bleef hennep echter een belangrijk gewas.
Dat was opeens afgelopen toen in 1937 in de VS als gevolg van anti-drugswetgeving een feitelijk verbod op de teelt werd ingevoerd en de gelijktijdige opkomst van de petrochemische industrie die zich onder andere toelegde op de productie van synthetische textielvezels. Ook in Europa werd de teelt door steeds meer landen geheel of nagenoeg verboden, een verbod dat in sommige landen pas kort voor het jaar 2000 werd opgeheven. Daarmee verdween hennep uit het zicht. Machines die eerder werden gebruikt voor de verwerking ervan werden gedemonteerd of verkocht aan producenten buiten Europa. Kleding van hennep verdween van de markt, de wetenschappelijke belangstelling voor de teelt en andere mogelijkheden nam af, er werd nauwelijks onderzoek naar gedaan en zelfs toen in de jaren 80 de belangstelling voor andere landbouwproducten (bijv. vlas) toenam, bleef hennep een blinde vlek.
Het wieden van onkruid tussen de jonge hennepplanten, in het voorjaar. De foto komt uit een uitgave uit 1954 van het Italiaanse Nationale Comité voor de bevordering van hennep.
Pas door het vrij recent doorgedrongen besef dat het allemaal duurzamer en milieuvriendelijker moet, groeide ook de belangstelling voor hennep weer.
Volgens gegevens van de Europese Industriële Hennep Associatie (EIHA) nam de hennepteelt de laatste jaren sterk toe, van 19,970 hectares in 2015 tot 34,960 ha in 2019. In dezelfde periode nam de productie van hennep toe van 94,120 ton naar 152,820 ton. Dat zijn groeicijfers van resp. 75% en 62,4%.
Op wereldniveau is China de grootste producent. In een rapport van de Foreign Agricultural Service van het Amerikaanse ministerie van Landbouw wordt geschat dat in China in 2019 op 66,700 hectares hennep werd geteeld. Officiële cijfers ontbreken weliswaar maar uitgaande van deze schattingen lijkt Europa hier geen onoverbrugbare achterstand te hebben. Daarbij moet worden bedacht dat ook in China de hennepproductie tussen 1985 en 2010 verboden was. Sterker: China importeert ook hennepvezels uit de EU, vooral uit Frankrijk maar ook uit Nederland.
De teelt van hennep is echter één ding, de verwerking ervan tot textiel is nog iets anders. Volgens de EIHA is meer dan de helft van de Europese hennep-productie bestemd voor voedingssupplementen, inclusief CBD-extracten. De productie voor textiel is beperkt en bedient een niche-markt. De redenen daarvan zijn volgens EIHA de beperkte hoeveelheid vezels die geschikt zijn voor verwerking in de textiel en een tekort aan productiemiddelen, machines en fabrieken om de hennep te verwerken.
Op dat gebied heeft China een beduidende voorsprong op Europa. Zo zijn er in Europa nauwelijks nog spinnerijen waar hennep tot garen verwerkt kan worden, en dat geldt ook voor de weverijen. In China is er meer en bovendien is daar (anders dan in Europa) ook nog een grote confectie-industrie, waar het doek tot kleding wordt verwerkt.
Om de EU-plannen voor een Europese hennepindustrie te realiseren is daarom meer nodig dan alleen meer hennep op het land. Dat hier nog een flinke uitdaging ligt, wordt duidelijk als we er ter vergelijking de productie van linnen even bij nemen. Linnen wordt gemaakt van vlas, een plant waarvan Europa wereldwijd de belangrijkste producent is.
Maar hoe zit het dan met de verwerking tot textiel? Er zijn in Europa nog wel enkele vlasspinnerijen, maar de meeste hebben in de afgelopen jaren de fabriekspoorten definitief gesloten. Wat gebeurt er dus? De Europese vlas wordt geëxporteerd naar China en wordt daar gesponnen. Soms komt het dan in Europa terug in de vorm van garen dat hier wordt geweven of gebreid.
Dat scenario zal niet zijn wat de Europese commissie voor ogen zweeft in de plannen voor een duurzame en tevens concurrerende textielsector. Meer hennep op het land is dan ook niet genoeg. Er zal daarnaast ook geïnvesteerd moeten worden in de verwerkende industrie. In nieuwe en moderne (schoon producerende) spinnerijen, weverijen, confectie in onderzoek en in vakopleidingen. Pas dan kunnen we terug naar ‘lokale’ Europese productie.