Thermo-ondergoed wordt vaak gemaakt van synthetische vezels. Maar synthetische vezels zijn in wezen nooit 'ademend' en als puntje bij paaltje komt zijn ze doorgaans niets anders dan plastic. Met het ademende karakter van een stof wordt bedoeld dat deze 'klimaatregulerend' is en zorgt voor een goed microklimaat tussen huid en kledingstof. De combinatie wol en zijde is daarin top!
Artikelen van wol en zijde worden doorgaans gemaakt in een verhouding van 70/30% wol/zijde. Daarom kijken we eerst naar de draageigenschappen van het belangrijkste ingrediënt: wol.
Het bekendste (en waarschijnlijk ook het belangrijkste) kenmerk van wol is dat het je warm houdt. Wol is een sterk krullende vezel en bevat daardoor veel stilstaande lucht. Dat isoleert. Ook belangrijk is dat het ongeveer dertig procent van zijn eigen gewicht aan vocht kan opnemen zonder nat aan te voelen. Dat wil niet zeggen dat het vocht (bij nacht- onder- of sportkleding is dat vooral transpiratievocht) alleen wordt opgenomen, het wordt ook weer afgegeven aan de omgeving. Wol heeft dus een bufferfunctie die het microklimaat en de vochtigheid tussen huid en kleding reguleert. Het transpiratievocht wordt door de vezel opgenomen maar vervolgens ook weer naar buiten getransporteerd, van het lichaam af.
Wol heeft allerlei andere eigenschappen. Het is bijvoorbeeld elastisch, in hoge mate zelfreinigend, brandwerend en geluidsabsorberend, maar als je het hebt over kleding en draagcomfort dan springt een andere eigenschap eruit, namelijk dat wol kan prikken.
Wat er bij het prikken gebeurt is dat het uiteinde van een wolvezeltje tegen een zenuwuiteinde duwt. Hoe sterk het prikt is een beetje een persoonlijke kwestie, de een is er gevoeliger voor dan de ander en verschillende lichaamsdelen lijken er ook gevoeliger voor te zijn dan andere. Maar het heeft ook te maken met de fijnheid van de wol. Een fijne en dunne vezel zal minder prikken omdat hij minder drukt op het zenuwuiteinde dan een grovere en dikkere vezel.
Al sinds de middeleeuwen wordt er daarom geprobeerd om wol zo fijn mogelijk te krijgen en met name één schapenras is de kampioen van de zachtheid: het van oorsprong Spaanse merinoschaap. De wol van dat schaap is zo fijn en zacht dat het rechtstreeks op de huid kan worden gedragen, ook wordt er beddengoed van gemaakt.
Om het echter nog zachter te maken wordt er soms katoen bijgevoegd of (zoals hier het geval is) zijde.
Dit ondergoed is allemaal gemaakt in een verhouding van 70% biologische wol en 30% zijde. Dat is niet voor niets. Om een artikel GOTS-gecertificeerd te maken, is een vereiste dat er minstens 70 procent van het gebruikte materiaal van biologische herkomst is. In dit geval is dat dus de wol. Het artikel krijgt dan het GOTS-label ‘Made with Organic’. Het resterende deel moet dan bestaan uit 30 procent natuurlijke vezels (mits niet genetisch gemanipuleerd) maar ook lyocell en PLA zijn onder bepaalde voorwaarden toegestaan.
Als een artikel voor minstens 95% is gemaakt van gecertificeerd biologische vezels kan het worden gelabeld als ‘Organic’. Dat was bij dit ondergoed dus mogelijk geweest als er naast de biologische wol ook was gekozen voor biologische zijde. Maar biologische zijde is nog zeldzamer dan biologische wol, voor zover ons bekend is er wereldwijd maar één zijdeproducent die dit aanbiedt.